Blog
Een dag op pad met operationeel manager Roy Boomkamp ‘Al vanaf mijn negende doe ik mee aan de ramadan. Eigenlijk ‘mag’ dat pas als je twaalf bent. Ik woonde toen nog in Turkije, bij mijn opa en oma. Dan lag ik in bed en hoorde ik ze voor zonsopkomst al rommelen. Het licht aandoen, eten klaarmaken. Ik was zo nieuwsgierig en wilde dolgraag meedoen. Dat begon toen met drie dagen.
Vooral de eerste week van de ramadan is zwaar. Dat ben je moe, wat suf in je hoofd. Inmiddels voel ik me prima. Mijn dag begint al vroeg. Om vier uur sta ik op, om half vijf zitten we aan tafel. Mijn twee zonen (13 en 14) doen ook mee. Bij het ontbijt serveer ik stukken watermeloen. Dat is zoet en er zit veel water in, een goede basis voor de dag. Gelukkig reageren collega’s en klanten positief. ‘Respect, Hulya’, zeggen ze. Ook de directeur van de school, waar ik schoonmaak, zei laatst spontaan: ik vind het knap van je.
Ramadan gaat ook om dankbaarheid. Door het hongergevoel besef je wat arme mensen ervaren. Elk jaar denk ik aan een verhaal van mijn opa, die in een arm gezin opgroeide. Op een nacht werd hij als tienjarig jochie opgetrommeld. Ergens in de bossen, bij een meer, was zijn vader een brood kwijtgeraakt. Het was van de wagen gevallen, maar waar? De hele nacht hebben ze gezocht. Toen ze het eindelijk vonden, besloten ze eerst naar huis te gaan. Delen met het gezin was belangrijker dat het brood zelf, uitgehongerd, meteen op te eten. Ik vertel dit verhaal ook aan mijn zoons. Kinderen hebben tegenwoordig alles, maar ze zijn toch vaak ontevreden.
Het fijnste moment is de afsluiting, het Suikerfeest. Dat vieren we traditioneel bij de oudste van de familie. Dat is nu mijn oom, die ook in Nederland woont. Iedereen ziet er op z’n mooist uit, er is baklava en snoep in overvloed. Jammer dat we door corona niet tegelijk samen kunnen zijn, maar we gaan gewoon om de beurt.’